Binnenkort zijn er verkiezingen in Nederland. Op internet kun je de Kieswijzer invullen die je helpt om een keuze te maken tussen verschillende politieke partijen. Op een groot aantal vragen moet je aangeven in hoeverre je het met twee uiterste antwoorden eens bent. Dat is niet eenvoudig. In mijn poging om een keuze te maken, heb ik mezelf steeds de vraag gesteld in hoeverre de uiterste antwoorden ‘inclusief’ zijn. Inclusief staat voor ‘het besef dat het jezelf niet goed gaat, als het de ander niet goed gaat’. Ik denk dat inclusief denken belangrijk is.
Laat ik een voorbeeld geven. Ontwikkelingshulp is een inclusief instrument. Met ontwikkelingshulp bouwen we relaties op met mensen in andere landen en als het die landen goed gaat, zal dat ook positief zijn voor ons. Er kan dan voortgebouwd worden op de ontwikkelde relaties. Ook het opvangen van asielzoekers is inclusief. Als de situatie in hun landen verbetert, dan helpen de contacten die we hebben. En als ze langer in Nederland blijven, en Nederlander worden, dan dragen ze bij aan onze samenleving. Natuurlijk moeten we kritisch zijn op mogelijk niet-inclusief denken en doen van mensen uit andere culturen waarin inclusiviteit beperkt is ontwikkeld. Kritisch zijn op niet-inclusiviteit moeten we altijd zijn! Dat moeten we bij iedereen zijn. Werken aan klimaatdoelen is ook inclusief: daarmee laten we zien dat we oog hebben voor het belang van volgende generaties.
Het hebben van het ‘inclusieve kompas’ is echter niet eenvoudig. Bij diverse vragen in de Kieswijzer twijfelde ik en bleef ik in het midden steken. Dat zijn dan mooie vragen om in breder verband over te discussiëren. Ook het vinden van een goede balans is lastig: je kunt bijvoorbeeld niet al het geld dat je hebt uitgeven aan ontwikkelingshulp. Ook daar is discussie voor nodig: wat zijn de beste stapjes die je nu kunt doen om te komen tot een betere wereld, een aarde waarop al wat leeft in vrede en gezondheid samenleeft en waarin we onze unieke eigenschappen (bijvoorbeeld creativiteit) kunnen ontplooien.
Ik moet hierbij ook denken aan de verwoording van de missie van Toyota door Akio Toyoda die van 2009 tot 2023 president en CEO van het bedrijf was:
“Ik geloof dat het onze missie is om goederen en diensten te leveren die mensen over de hele wereld gelukkig maken, of, met andere woorden, om geluk “massaal te produceren”. Om dit te bereiken, geloof ik dat het nodig is om Toyoto-mensen over de hele wereld te cultiveren die een ‘jij-perspectief’ hebben en die kunnen bidden voor en actie kunnen ondernemen voor het geluk van anderen dan zijzelf. Ik beschouw dit ook als een onderdeel van het serieus bezig zijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen, of SDG’s, waar de internationale samenleving naar streeft, met de stelling ‘no one will be left behind’”.
(Bron: https://global.toyota/en/sustainability/?padid=ag478_from_header )
Het Hoshin Managementsysteem van Toyota is gericht op deze missie. Ik denk dat we veel kunnen leren van dit managementsysteem, niet enkel bedrijven, maar ook dienstverlenende organisaties en de politiek. Het managementsysteem stimuleert een bedrijfscultuur van continue verbetering en respect voor iedereen, ook organisaties en mensen buiten Toyota. Onderdeel van het managementsysteem is het zoeken naar onderlinge afstemming tussen elk element van de organisatie, over doelen en actieplannen. Dit zorgt voor het hebben van een gezamenlijk kompas binnen de gehele organisatie. Ook vraagt het managementsysteem om overal in de organisatie PDCA te gebruiken bij het ontwikkelen, uitvoeren en vernieuwen van plannen. De C (Check) is daarbij belangrijk om te leren wat werkt en niet werkt. Samen leren is belangrijk en zorgt ervoor dat je vooruitkomt en niet zwabbert tussen meningsverschillen.
Wat zou het mooi zijn als ook de politiek, en daarmee de samenleving, zou willen leren van Toyota’s Hoshin Kanri.
Jannes Slomp, 23 oktober 2025